Wanneer je de Tussentijdse Toets gaat doen of je examen gaat rijden, moet je vooraf het formulier ‘zelfreflectie’ invullen. Een opmerking die ik vaak hoor van mijn leerlingen is dat ze het moeilijk vinden zichzelf te beoordelen. Wat je invult is jouw mening dus eigenlijk zou je het niet verkeerd kunnen invullen. Het moet uiteraard wel overeenkomen met wat je tijdens het rijden van jezelf laat zien in het verkeer.

Als je het formulier bekijkt dan zie je er de volgende vijf punten op staan:

  1. Voertuigbeheersing 
  2. Veiligheid
  3. Doorstroming
  4. Sociaal rijgedrag
  5. Milieu

Voertuigbeheersing

Bij het punt voertuigbeheersing kijkt de examinator naar de manier waarop je de auto bedient. Rem je niet te abrupt, stuur je vloeiend, weet je soepel te schakelen. Kortom je moet de auto op een vloeiende wijze door het verkeer kunnen manoeuvreren.

Veiligheid

Dit punt bestaat uit 2 delen.

Bij afstand houden kun je de ‘2 seconden regel’ toepassen. Vrije ruimte betekent voldoende ruimte nemen bij het inhalen en passeren. Neem ruimte wanneer je fietsers passeert, rij niet te dicht langs geparkeerde auto’s en let op je plaats op de weg,

Doorstroming

Probeer het overige verkeer niet onnodig op te houden en zorg dat het zoveel mogelijk kan doorrijden.

Sociaal rijgedrag

Probeer rekening te houden met gedragingen van kwetsbare verkeersdeelnemers zoals voetgangers, fietsers, kinderen en ouderen. Probeer fouten van anderen op te vangen.

Milieu

Je weet inmiddels hoe je milieuvriendelijk moet rijden en je past dit toe. Met andere woorden vlot opschakelen en je auto zoveel mogelijk laten uitrollen door het gas los te laten en niet te vroeg te ontkoppelen.

Na deze uitleg blijft alles nog steeds een vrij theoretisch verhaal en daarom zal ik je een aantal voorbeelden geven.

Situatie 1

Je gaat achter het stuur zitten, doet je gordel om, schakelt in de 1ste versnelling en verlaat de parkeerplaats met spinnende banden. Als je het zo doet, vul dan overal maar een 3 in.

Situatie 2

Je gaat achter het stuur zitten, je doet je gordel om, verlichting en ruitenwissers aan. Voordat je wegrijdt kijk je goed rondom de auto. Je ziet een persoon die wil oversteken en je geeft met een handgebaar aan dat die kan oversteken. Als deze persoon is overgestoken dan kijk je nog een keer en rijdt vervolgens vlot en vloeiend weg. Je past vlot je tempo aan tegenover het overige verkeer. Als je het zo doet, vul dan maar een 9 in!

Situatie 3

Je rijdt op een voorrangsweg tijdens de spits. Je hebt haast en je rijdt dicht op je voorganger. Deze slaat links af en daardoor moet je abrupt remmen. Jouw auto kan door de drukte niet doorrijden en vervolgens moet iedereen achter jou stoppen.

Dezelfde spits en dezelfde auto voor je; jij houdt voldoende afstand en als je ziet dat de auto voor je linksaf wilt slaan laat je het gas los. Je kijkt goed in je spiegels en rechts in je dode hoek. Je ziet de fietser op de fietsstrook en je wacht totdat deze je rechts is passeert. Je kijkt nog eens en passeert de afslaande auto aan de rechterkant, vervolgens stuur je weer terug en past je snelheid aan.

Vul zelf het cijfer maar in.

Situatie 4

Je rijdt op een bedrijventerrein. Op een gelijkwaardig kruispunt komt een vrachtwagen aangereden maar omdat jouw snelheid te hoog is moet je behoorlijk hard remmen en je stopt voor de kruising. Door deze situatie is er te weinig ruimte voor de chauffeur. Hij geeft een teken dat jij maar door moet rijden.  Geïrriteerd rij je weg en daarbij steek je nog even je middelvinger op.

Dezelfde situatie maar dan op een andere manier: Je rijd op een bedrijventerrein en nadert een gelijkwaardig kruispunt. Van links komt een vrachtwagen de weg opdraaien. Je kijkt wat er achter de vrachtwagen zit en geeft de chauffeur een lichtsignaal als teken dat hij door kan rijden. De chauffeur zwaait naar je en draait verder de weg op. 

Als je deze voorbeelden bekijkt dan is het niet zo moeilijk om de punten van zelfreflectie eruit te halen.

Kortom met alles wat je doet in het verkeer moet je de eerste 3 punten van zelfreflectie in je achterhoofd houden. Bediening, veiligheid en doorstroming. Dat zijn eigenlijk de belangrijkste. Want denk maar na, wanneer je bediening goed is rij je al milieuvriendelijk en is de veiligheid goed dan ben je ook een sociale rijder.

Bespreek de reflectie regelmatig met je Rijcoach tijdens de rijlessen. Denk altijd aan het volgende: wanneer de bediening goed is en de afstand voldoende, dan kan ik situaties op tijd inschatten en een plan maken waardoor ik uiteindelijk vlotter kan doorrijden.

 

Succes!

 

Jan Drenthen

Rijcoach bij Verkeerscollege Brünen

Brünen. Driving is about Ü